“Als hij het had willen doen, dan leek het een koud kunstje te zijn om hem effectief in brand te steken. Benzine is immers licht ontvlambaar,” zei de aanklager. Het slachtoffer had een relatie gehad met de moeder van beklaagde, ze waren vijf jaar getrouwd. Na de scheiding bleven de veertiger en de moeder contact houden, maar de relatie tussen beklaagde en zijn ex-stiefvader was al een tijd verzuurd.

“Ik had die dag gras gemaaid, toen die man bij moeder kwam en ruzie kreeg met haar en mijn zus. Mijn zus werd met een Pools scheldwoord voor “hoer” uitgemaakt”, klonk het bij de beklaagde. “Ik heb me toen niet gemoeid, maar ‘s avonds bleef dat door mijn hoofd malen. Ik had gedronken en ben toen in het tuinhuis een anderhalve literfles met benzine gaan vullen. Op mijn scooter ben ik naar zijn appartement gereden, waar ik hem in de bosjes ertegenover opwachtte. Toen hij met de auto stopte, heb ik hem gestampt, geslagen en de fles benzine over hem uitgeknepen. Ik pakte de aansteker en liet hem die zien. ‘Dit is de laatste waarschuwing. Dit moet stoppen’ heb ik gezegd.” Zijn raadsman Tom Van Overbeke kon zich op het proces aansluiten bij een werkstraf.

De dertiger had al probatie-voorwaarden lopen en die verliepen gunstig, want hij was bezig met schulden af te betalen. De rechtbank ging dus in op de door het parket gevraagde werkstraf. Voor het slachtoffer is een deskundige aangesteld met het oog op de schadebegroting. Op 8 december worden de debatten heropend.